Lezen voor het klimaat? Over klimaatfictie en klimaatangst
Maken droge wetenschappelijke artikels van het IPCC over de zoveelste bijgestelde klimaatvoorspellingen je neerslachtig? En kan een Facebookpost over het belang van klimaatactie je ook even niet bekoren? Dan ben je vast niet de enige. Als wetenschappers en activisten over de klimaatcrisis spreken, dan doen ze dat vaak op een serieuze, didactische manier. Daar is niets mis mee. Alleen zijn wij net zoals de andere organismen rondom ons niet uitsluitend rationele wezens en ook op moreel vlak hebben we soms moeite om tegemoet te komen aan de gouden morele standaard van het dominante ecologische discours. Het activistisch discours speelt bijvoorbeeld in op heel nobele gevoelens, zoals verantwoordelijkheidszin, plichtsbesef en onze rol als redder van de planeet. Mensen verwerpen het helaas al te snel omdat het te idealistisch lijkt. Bovendien hebben milieuactivisten het vaak over hoop, maar zelden over hun eigen angst voor de toekomst.
Naast het milieuactivistisch discours heb je het wetenschappelijk discours dat vaak heel moeilijk te behappen is en klimaatverandering soms ver van ons af doet lijken omdat het eveneens weinig plaatsmaakt voor onze angst voor de toekomst. Het hoofdpersonage van Weather Lizzie Benson merkt daarom op dat ze die twee discours maar saai vindt. Zij is dus zeker niet de plichtsbewuste klimaatactiviste die we dachten te ontmoeten als we een boek openslaan dat gemarket wordt als klimaatfictie. En toch kan het lonen om haar verhaal te lezen. Waarom? Omdat zij net zoals wij beleeft hoe moeilijk, maar noodzakelijk het is om in ons drukke, dagdagelijks leven niet weg te schuwen van de allesomvattende impact van klimaatverandering. Hierbij praat ze in tegenstelling tot milieuactivisten en klimaatwetenschappers wel honderduit over haar angsten en heeft ze het over hoe moeilijk het is om hoopvol te blijven eens de ernst van de crisis tot je doordringt.
Onderdrukking van onze klimaatangst
Het is namelijk al langer bekend binnen de environmental humanities (lees: die takken van de filosofie en kunsten die zich bezighouden met hoe en waarom we op bepaalde manieren praten en denken over klimaatverandering) dat er in westerse, kapitalistische samenlevingen een gebrek is aan emotioneel en ethisch engagement wanneer het over de klimaatcrisis gaat. Hoewel we de rationele, cold hard facts al lang onder ogen zien, geven we er de voorkeur aan om onze angsten en zorgen over klimaatverandering naar ons onbewuste te verbannen. Dit psychologisch mechanisme wordt ook wel splitting genoemd, en het zorgt ervoor dat klimaatontkenning nog te vaak opduikt in het publieke discours.
In westerse, kapitalistische samenlevingen is er een gebrek aan emotioneel en ethisch engagement met de klimaatcrisis
Die psychologische reflex is een van de redenen waarom we zo afwijzend reageren op een wetenschapper die met zijn artikel maar weer eens aan de alarmbel trekt, of op een klimaatactie van Extinction Rebellion. Nochtans zijn de onderdrukte angsten en onzekerheden die met de klimaatverandering gepaard gaan volkomen normaal en verdienen ze net een plaats in het ecologisch discours.
Niet dé geschiedenis, maar een interspecies geschiedenis
In Weather and Arcadia komen de hoofdpersonages bovendien tot het besef dat die angst voor onze fragiliteit als menselijke soort die slechts een deeltje vormt van het netwerk van organismen op aarde onze geschiedenis kenmerkt. De geschiedenis zoals we ons die al altijd voorstellen, is heel antropocentrisch en focust vaak op ‘bijzondere individuen’ die nieuwe fenomenen introduceren of veldslagen winnen. Zo een representatie van onze geschiedenis verhult dat mensen eigenlijk nooit een exclusief menselijke geschiedenis gehad hebben, maar altijd al afhankelijk geweest zijn van andere levenssoorten en hun omgeving. In de environmental humanities hebben we het dus niet langer over dé geschiedenis, maar over een interspecies geschiedenis, waarin de mens deel uitmaakt van een netwerk van verschillende soorten organismen die met elkaar verbonden zijn.
Die klimaatangst of angst voor de fragiliteit van ons eigen afhankelijke bestaan die de personages ervaren is dus net wat onze geschiedenis als menselijke soort kenmerkt. In deze twee klimaatromans is de constante van de menselijke geschiedenis dus niet langer onze eigen ratio of technocratische vernieuwingen, maar onze alledaagse angst en verwondering voor onze eigen verbondenheid met andere levensvormen. Het nut van klimaatfictie is dus dat je via het lezen van literatuur je eigen klimaatangst herkent en zo beseft dat die angst volkomen normaal is. Bovendien opperen deze twee romans dat die angst onze geschiedenis als mensen typeert en suggereren ze dat klimaatangst dus ook een belangrijke rol moet spelen in de manier waarop we als mens een onzekere, klimaatveranderde toekomst uitschetsen. Het hoort immers bij andere, niet-individualistische manieren van denken die ons westers antropocentrisme verwerpen. In plaats daarvan zetten de ecologie van Timothy Morton en het Boeddhisme die onderling afhankelijke verbondenheid die ons bestaan kenmerkt centraal.
Verbondenheid boven menselijke individualiteit
De hoofdpersonages van de romans proberen zich niet blind te staren op hun eigen klimaatangst, maar denken in plaats daarvan na over alternatieve manieren om naar de wereld te kijken die de nadruk leggen op verbondenheid. Ze proberen zich dus in te beelden wat mogelijke alternatieven voor het kapitalisme en westers individualisme zouden kunnen zijn. Zo voorzien ze in Frederic Jamesons’ behoefte aan alternatieve verbeeldingen van onze toekomst die het einde van het kapitalisme inluiden. Hierbij komt Boeddhistisch denken in beide romans aan bod.
Het Boeddhisme ziet de wereld namelijk als één groot netwerk van organismen die onderling met elkaar verbonden zijn. Daarnaast spreekt het niet over het individu, maar het niet-zelf. Volgens het Boeddhisme moeten we onze individualiteit niet vooropstellen, maar onbaatzuchtig zijn en onze plaats herkennen tussen dier- en plantensoorten om zo selfless te worden. Ten slotte geloven ze ook in de wedergeboorte, omdat elk van ons na de dood ook weer op een andere manier deel gaat uitmaken van het netwerk van organismen, via wormen, paddestoelen en andere ontbinders. Ook de ecologie van Timothy Morton die ons menselijk bestaan verbeeldt als deel van een netwerk van onderling verbonden en afhankelijke levensvormen dat hij de ‘mesh’ noemt speelt in op die verbondenheid. Zo probeert hij eveneens af te rekenen met antropocentrisme en individualisme.
De romans tonen met andere woorden aan dat het wel degelijk mogelijk is om ons het einde van het kapitalisme in te beelden door niet het individualisme en de mens centraal te stellen in ons denken, maar in plaats daarvan vanuit de verbondenheid tussen de mens met vele andere dier-, plant- en levenssoorten op aarde te vertrekken.
De romans tonen aan dat het wel degelijk mogelijk is om ons het einde van het kapitalisme in te beelden
Ook tonen beide romans hoe moeilijk het is om ons bewust te zijn van onze verbondenheid met al die andere organismen als we op het snelle, antropocentrische ritme van het kapitalisme blijven verder leven. Deze levensstijl focust op productiviteit, maar dit gaat op lange termijn vaak ten koste van biodiversiteit en veroorzaakt natuurrampen.
Het trage dagelijks leven
Voor dit onderzoek werd bewust niet gekozen voor een dystopische of utopische sciencefictionroman over een radicaal klimaatveranderde toekomst. In plaats daarvan spelen zowel Weather als Arcadia zich voornamelijk af in een westerse wereld die nog niet catastrofaal getroffen is door klimaatrampen. Daarom zijn deze romans ertoe in staat om op een treffende en beklijvende manier onze sluimerende klimaatangst en onzekerheden te omschrijven. Omdat deze romans de sterke klimaatangst en nood aan hoop verbeelden die we in het alledaagse leven in het Antropoceen (lees: het tijdperk waarin het aardse klimaat en de atmosfeer de gevolgen ondervinden van menselijke activiteit) ervaren, maken ze ons bovendien bewust van de nood aan een andere manier van leven.
De hoofdpersonages verkennen immers niet alleen andere vormen van denken die tegen het individualisme en antropocentrisme indruisen, ze proberen hun levensstijl ook aan te passen aan dat verbondenheidsdenken. Zo staan ze stil bij dagdagelijkse objecten die deze verbondenheid tussen de mens en andere organismen vaak al openbaren. Ze zetten ons ertoe aan om een alledaags object, zoals een boom of een boek te erkennen als een deel van een geschiedenis waar we mee verbonden zijn, maar waar we ook slechts één deel van uitmaken. Dat doen beide personages door hun zintuigen op scherp te zetten om het tastbare heden waarin ze leven in al zijn complexiteit te ervaren. Dan komen ze er vanzelf achter dat hun menselijke ervaringen verstrengeld zijn met die van andere organismen. Hoewel die realisatie beangstigend kan zijn, is ze een belangrijke basis om op een realistische manier te blijven hopen op een betere toekomst voor onszelf en het andere leven dat ons omringt.
Meer weten over dit onderzoek? Contacteer Edith Declercq via edith.declercq@ugent.be.