Rechtvaardige klimaattransitie: Feit of fictie?

Een analyse van procedurele rechtvaardigheid in Belgisch waterbeheerbeleid als onderdeel van Just Resilience in klimaatadaptatiebeleid. – Over de thesis van Eva Shaw

Naarmate klimaatverandering intenser wordt, wint het concept Just Resilience aan belang. Dit begrip, onderdeel van de European Green Deal en vaak geplaatst naast de Just Transition, benadrukt dat klimaatadaptatie niet alleen technisch en ecologisch moet zijn, maar ook rechtvaardig. Waar Just Transition vooral gericht is op mitigatie (het terugdringen van uitstoot), richt Just Resilience zich op adaptatie: hoe we ons aanpassen aan een veranderend klimaat, en hoe we dat doen op een manier die niemand achterlaat, met in het bijzonder de kwetsbare groepen in onze samenleving.

In deze thesis werd één belangrijke dimensie van Just Resilience onderzocht: procedurele rechtvaardigheid, oftewel de inclusiviteit en eerlijkheid van beleidsprocessen. Het onderzoek focust op België, een land dat steeds vaker geconfronteerd wordt met watergerelateerde uitdagingen door klimaatverandering. Binnen dit kader wordt onderzocht hoe procedurele rechtvaardigheid terugkomt in het waterbeheerbeleid, met bijzondere aandacht voor twee kwetsbare groepen: landbouwers en mensen met een lage sociaaleconomische status (SES).

De keuze voor deze groepen is niet toevallig. Landbouwers worden rechtstreeks geconfronteerd met droogte, overstromingen en watertekorten die impact hebben op hun werking en productie. Mensen met een lage SES hebben daarentegen vaak minder keuzevrijheid in waar ze wonen en komen daardoor vaker terecht in kwetsbare woonomgevingen, bijvoorbeeld gebieden die gevoeliger zijn voor overstromingen. Hun beperkte middelen maken het bovendien moeilijk om zich tegen de gevolgen van klimaatverandering te beschermen of zich na een ramp te herstellen. Zo worden precies die groepen die al kwetsbaar zijn, nog kwetsbaarder in een veranderend klimaat. Dit is precies wat Just Resilience wil voorkomen.

Overstromingen in België (Peggycoucair via Pixabay)

Via een gemengde methode onderzocht deze thesis hoe kernindicatoren van procedurele rechtvaardigheid (participatie, inclusie, transparantie, consistentie, ethiek/vertrouwen, en erkenning van impact) zowel in theorie als in praktijk vorm krijgen. De methode bestond uit een documentanalyse met een zelf ontwikkelde assessmenttool en semigestructureerde interviews met (vertegenwoordigers van) landbouwers, beleidsmakers en vertegenwoordigers van mensen met een lage SES. Deze interviews werden afgenomen op meerdere bestuursniveaus, van Vlaanderen tot Oostende, volgens een trechtermethode.

Mooie woorden, beperkte praktijk
De bevindingen laten zien dat beleidsdocumenten weliswaar geregeld verwijzen naar inclusie en participatie, en dit is zichtbaarder naarmate het governance niveau specifieker is. Helaas blijven verwijzingen over het algemeen vaag, vrijblijvend of zonder concrete strategieën.
Documenten erkennen de onderzochte kwetsbare groepen niet vaak expliciet, en interviews bevestigen dat ze zelden doelgericht worden betrokken of invloed krijgen. Landbouwers zijn nog het meest zichtbaar, maar dan vooral als uitvoerders van maatregelen, niet als echte partners. Hun betrokkenheid blijft instrumenteel: hun kennis wordt gebruikt bij het opstellen van maatregelen waaraan ze zich moeten houden, maar hun stem nauwelijks gehoord. Voor mensen met een lage SES geldt dat ze in praktijk vrijwel volledig afwezig zijn in participatieve processen, op enkele symbolische pogingen na.

De manier waarop participatie georganiseerd wordt, versterkt dit patroon. Vaak gebeurt dit via vertegenwoordigers of organisaties zonder formele macht, waardoor representativiteit zwakker wordt. Bovendien zijn participatie-initiatieven zelden structureel of herhalend: ze zijn sporadisch en projectgebonden, niet ingebed in de hele beleidscyclus. Dit tast de legitimiteit en duurzaamheid van beleid en van de rechtvaardigheid aan.

Bovendien is er van enkele indicatoren van procedurele rechtvaardigheid amper sprake, zowel in de documentanalyse als in de interviews. “Transparantie”, “vertrouwen” en “consistentie” zijn even essentieel als de meer vermelde “inclusie”, “erkenning van impact”, en “participatie”. Het nastreven van slechts enkele indicatoren leidt nooit tot echte rechtvaardigheid.

Hoop voor de toekomst
Hoewel er zeker nog beperkingen zijn op het vlak van procedurele rechtvaardigheid, is het beeld niet louter negatief. Tijdens de interviews bleek dat er oprechte welwillendheid bestaat en een breed besef dat verandering nodig is. Er zijn al eerste stappen gezet, zoals de supranationale regels van de EU, meer aandacht voor droogte- en waterplannen in Vlaanderen, de betrokkenheid van landbouwers bij provinciale droogteraden en lokale plannen in Oostende om lage-inkomensgroepen bij de uitvoering te betrekken. Deze signalen wijzen op een begin van verandering, al is een betere afstemming tussen wenselijkheid en haalbaarheid nog noodzakelijk.

Van symboliek naar structurele rechtvaardigheid
Ondanks dat dit niet het doel was van deze exploratieve studie, zijn tijdens de interviews waardevolle verbeterpunten naar boven gekomen. Om de kloof te dichten, moet participatie meer zijn dan symbolisch. Kwetsbare groepen moeten erkend worden als experts van hun eigen leefomgeving, en hun kennis moet structureel worden meegenomen. Dat vereist langdurige dialoog, herhaalde en lokaal aangepaste participatievormen, en samenwerking met actoren die dicht bij deze groepen staan, zoals sociale huisvestingsorganisaties.
Daarnaast is sectoroverschrijdende samenwerking cruciaal. Zonder verbinding tussen bijvoorbeeld waterbeheer, huisvesting en sociaal beleid kunnen kwetsbare bevolkingsgroepen niet structureel worden bereikt. Ook moeten participatiemechanismen institutioneel ingebed worden, met duidelijke feedback over hoe input verwerkt is. Alleen zo kunnen transparantie en vertrouwen groeien.
Tot slot is het belangrijk te erkennen dat de gekozen casestudies (Oostende, West-Vlaanderen en Vlaanderen) niet automatisch representatief zijn voor heel België. Er zijn mogelijk regio’s waar procedurele rechtvaardigheid beter vorm krijgt. Maar de algemene conclusie blijft: zonder structurele hervormingen blijft de belofte van Just Resilience hol, en blijven juist de groepen die het meest getroffen worden door klimaatverandering het minst gehoord.

Conclusie
Als klimaatadaptatie écht rechtvaardig wil zijn, moet de inclusie van kwetsbare groepen verder gaan dan het aanvinken van een beleidsmatig vakje. Het vraagt een diepere inzet, een bereidheid om macht te herverdelen en participatie te verankeren in alle fasen van beleid. Daarbij moeten alle kernindicatoren van procedurele rechtvaardigheid als evenwaardig worden beschouwd in het nastreven ervan.
Alleen dan kan Just Resilience zijn belofte waarmaken: rechtvaardige toegang tot middelen, instrumenten en kansen voor iedereen, ook voor wie vandaag nauwelijks gehoord wordt.

Over de auteur

Beste lezers,

Ik ben Eva Shaw, recent afgestudeerd in Bestuurskunde en Publiek Management.
Na een intens masterjaar waarin ik me volledig toewijdde aan mijn thesis en andere vakken, besloot ik even een pauze te nemen. Begin juli vertrok ik op een vier maanden durend avontuur door Zuid-Amerika. Ik bezocht Peru, mijn nieuwe lievelingsland Bolivia, en verblijf momenteel nog in Chili.
Naast het rondreizen verdiep ik me ook in regeneratieve landbouwmethoden via vrijwilligerswerk op een biologische boerderij, iets wat ik al vier jaar doe tijdens elke grote vakantie. Permacultuur, voedselbossen en andere organische landbouwmethoden inspireren me omdat ze in harmonie werken met de natuur, in plaats van ertegen. Deze manier van denken ben ik al tijdens mijn middelbare schooltijd beginnen integreren in mijn dagelijks leven. Zo ben ik al acht jaar vegetariër, koop ik al meer dan een jaar geen kleren (ervoor enkel tweedehands), en schrijf ik mijn academische papers zoveel mogelijk rond duurzaamheid.

Tijdens mijn universitaire jaren leerde ik dat verandering zowel van onderuit als van bovenaf nodig is. Vanuit het activistische milieu zag ik hoe belangrijk bottom-up-initiatieven zijn om beweging te creëren, maar via mijn opleiding ontdekte ik dat ook beleid en politieke besluitvorming krachtige instrumenten kunnen zijn voor duurzame verandering. In de toekomst wil ik me dan ook inzetten om via beleid en lobbywerk bij te dragen aan oplossingen voor klimaatuitdagingen. Ik hoop op die manier mee te werken aan een rechtvaardige en duurzame toekomst, voor iedereen nu en voor de generaties die nog komen.