Hoe burgersolidariteit Wallonië overspoelde na overstromingen

Winnaar 2022
Over de thesis van Niko Vandebos
The role and value of citizen aid in flood-affected Wallonia - A post-natural disaster study in a Western European context, following the floods of July 2021. (2022)
Promotor(en) prof. dr. Marianne Maeckelbergh, Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen
SDG 1 – Geen armoede | SDG 3 – Goede gezondheid en welzijn | SDG 10 – Ongelijkheid verminderen | SDG 11 – Duurzame steden en gemeenschappen | SDG 13 – Klimaatactie | SDG 15 – Leven op het land | SDG 16 – Vrede, veiligheid en sterke publieke diensten | SDG 17 – Partnerschap om doelstellingen te bereiken
IMG_20220226_144653-scaled
Foto: Niko Vandebos
Redactie door
Niko Vandebos
In de zomer van 2021 troffen rampzalige overstromingen Wallonië. Meer dan een jaar na de catastrofe zinderen de gevolgen nog steeds na bij de getroffenen. Huisvestingsproblemen slepen aan, terwijl voedsel- en spullenhulp noodzakelijk blijven. Hoe is het mogelijk dat een welvarend land zoals België zo traag herstelt van een natuurramp? Tijdens de hulpinspanningen trad een enigszins onverwachte, maar uiterst cruciale speler naar de voorgrond: de solidaire burger. Welke rol speelt spontane burgerhulp in het herstelproces van het overstroomde Wallonië?

De regen kostte 41 mensen het leven

Midden juli 2021 zorgde een ongeziene hoeveelheid neerslag voor een ware ramp in West-Europa. De combinatie met een reeds verzadigde, weinig doorlaatbare bodem veroorzaakte catastrofale overstromingen, voornamelijk in West-Duitsland en Wallonië. In totaal lieten 200 mensen het leven, waarvan 41 in Wallonië. De materiële schade in België liep op tot meer dan 2 miljard euro. De impact op de natuur, alsook de mentale gezondheid van de getroffenen, valt niet eens in cijfers te vatten.

Ondanks de hoge noden, blijft het herstelproces van de Vesdervallei[1] pijnlijk traag verlopen. Hoewel de media-aandacht wegtrok, bleef het leed van de getroffenen – de zogenaamde ‘sinistrés’ – aanhouden. België’s “eerste klimaatslachtoffers” (Alexander De Croo, 2021) kampten ruim negen maanden later[2] nog steeds met grootschalige huisvestings- en bevoorradingsproblemen: gebouwen lagen er bouwvallig bij, voedselbedelingen bleven levensnoodzakelijk en de oevers van rivieren waren ernstig vervuild.

Uit het oog, uit het hart, dus. Al snel bleek dat de officiële hulpverlening van de overheid en het Rode Kruis steken had laten vallen. Ondanks hun goede intenties, ontvingen deze instanties kritiek van zowel de media als de getroffenen in de regio. “Mensen zijn bang om vergeten te worden” stelde een vrijwilligster vast in Pepinster.

Gelukkig ontstond er al snel een tweede, informele bron van hulp: Vlaamse en Waalse burgers schoten massaal in actie om de sinistrés te helpen. Deze golf van spontane ‘grassroots’ solidariteit was overal aanwezig in de Vesdervallei en bleek niet alleen bewonderenswaardig, maar simpelweg onmisbaar te zijn.

Hoe burgersolidariteit de regio boven water hielp

Spontane burgersolidariteit heeft een aantal unieke kenmerken die bijdragen aan het herstelproces van de getroffen regio. Deze troeven zorgden voor waardevolle én broodnodige aanvullingen op het werk van de officiële hulpinstanties.

Eerst en vooral is spontane burgerhulp enorm flexibel. Terwijl officiële hulpinstanties belemmerd worden door bureaucratische procedures, kunnen burgers zich gemakkelijker aanpassen aan de verschillende noden ter plaatse. In de Vesdervallei getuigden hulpverleners dat de noden van de sinistrés niet alleen enorm urgent waren, maar ook constant veranderden. Deze flexibiliteit ging dan ook gepaard met een grotere contextgevoeligheid.

Hierdoor kan spontane burgersolidariteit de variërende noden van de sinistrés beter tegemoet komen. Mensen hebben nu eenmaal verschillende vaardigheden en middelen. In de Vesdervallei proberen altruïstische burgers deze telkens zo goed mogelijk in te zetten. Dit resulteert in een waaier aan solidariteitsinitiatieven; gaande van voedselbedelingen en huisrenovaties tot spullenhulp en opruimacties.

vrijwilliger met fluovestje aan schept soep uit in kofferbak van auto Foto: Niko Vandebos

Tenslotte handelen burgers volgens een ‘community-based’ model. Ze staan enorm dichtbij de getroffenen en kunnen als volgt sneller inspelen op hun benodigdheden. Bovendien kunnen ze niet alleen luisteren naar, maar ook samenwerken met de sinistrés. Door belang te hechten aan lokale input, erkennen burgerhulpverleners de ‘agency’ van de getroffenen. Ze worden niet louter als passieve slachtoffers beschouwd, maar krijgen een actieve rol, zeggenschap en verantwoordelijkheid in de heropbouw van hun gemeenschappen.

Nood aan nuance: wat kan België leren van de overstromingen?

De gedecentraliseerde, flexibele en lokale aanpak van burgerhulp is cruciaal geweest voor het herstel van de regio. Desondanks betekent dit niet dat informele hulpverlening de beste of enige oplossing is in de nasleep van een natuurramp. Door het gebrek aan verantwoordingsmechanismen en onderlinge coördinatie is burgeraltruïsme geen duurzame noch betrouwbare hulpbron om het herstelproces op te baseren.

In de nasleep van een crisis kan men dus niet louter steunen op de welwillendheid van burgers. Naarmate de klimaatcrisis verergert, zullen natuurrampen intenser en frequenter worden. Als volgt is het uiterst belangrijk dat overheden inzetten op adaptatie en geschikte noodprocedures voorzien. De overstromingen van 2021 toonden aan dat West-Europa hier niet op voorbereid is. Hoe is het mogelijk dat een welvarend land zoals België zo’n traag herstelproces ervaart na een natuurramp?

Schrijnende ongelijkheid

In de nasleep van de overstromingen kwam een pijnlijke vicieuze cirkel aan het licht. Maatschappelijke groepen die reeds gemarginaliseerd waren voor de ramp, ondervonden de zwaarste effecten hiervan. Dit geldt voornamelijk voor kwetsbare groepen zoals mensen met een zwakke socio-economische status, kinderen en ouderen. Zo bleek bijvoorbeeld dat degenen die het dichtst bij de rivier woonden, vaak ook het armst waren. Deze mensen hebben vaak niet de middelen, en als volgt niet de veerkracht, om snel te herstellen na zo’n catastrofe.

Degenen die het kwetsbaarst zijn voor een natuurramp, worden dus het zwaarst getroffen. Het trage herstel van de steden en dorpen in de Vesdervallei toont aan dat armere regio’s in een bijzonder moeilijke positie zitten. Luik is namelijk de tweede armste provincie van Wallonië. Het contrast met het spoedige herstel van de welgestelde stad Durbuy illustreert hoe dergelijke rampen sociale ongelijkheid in de hand werken.

Deze ongelijkheidsdynamiek speelt niet alleen op lokaal (of nationaal vlak), maar ook op het wereldtoneel. Naarmate de klimaatcrisis steeds tastbaarder wordt, neemt ook de globale ongelijkheid toe. Landen die het minst bijdragen aan de klimaatverandering, ervaren de ergste gevolgen ervan. Daarom is het belangrijk om dergelijke natuurrampen te benaderen vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid.

Natuurrampen en socio-ecologische rechtvaardigheid

Natuurrampen komen voor in allerlei vormen en maten. Naargelang hun intensiteit kunnen de gevolgen voor mens en natuur immens zijn. Deze gebeurtenissen herinneren mensen dat ze niet in een vacuüm leven, maar dat hun welzijn sterk afhangt van hun leefomgeving. Een natuurramp is het moment bij uitstek wanneer sociale en ecologische dynamieken samenkomen.

Zoals reeds vermeld, legde het trage herstel van de regio een schrijnende ongelijkheidsdynamiek bloot waar de meest kwetsbare sinistrés onder lijden. Deze ongelijkheid tegengaan, vergt een aanpak die focust op rechtvaardigheid en uitgaat van intersectionaliteit. Intersectionaliteit houdt in dat ongelijkheid voortkomt uit verschillende dynamieken en aanwezig is op verschillende niveaus tegelijkertijd.

In het geval van de overstromingen betekent dit dat zowel sociale als ecologische overwegingen belangrijk zijn. Burgerhulp is hiervoor cruciaal omdat deze zo gevarieerd tewerk kan gaan. Solidariteitsinitiatieven komen zowel basisbenodigdheden (bv. voedsel, kledij) als psychologische en ecologische noden tegemoet.

bord met #solidariteams Foto: Niko Vandebos

Zo stelden milieuorganisaties en klimaatactivisten in het gebied vast dat ze niet alleen tegen vervuiling en klimaatverandering vochten, maar ook tegen maatschappelijke ongelijkheid. De klimaatcrisis is ook een sociale crisis.

Het potentieel om te veranderen

Om rechtvaardigheid te bekomen, is er nood aan maatschappelijke verandering. Grassroots burgerhulp speelt hier ook een rol in. Zoals vermeld, zijn dit soort solidariteitsinitiatieven een vorm van horizontale, bottom-up en democratische hulpverlening. Dit in tegenstelling tot de rigide organisatie van geïnstitutionaliseerde hulpinstanties vanuit de overheid of het Rode Kruis. Hoewel beide pijlers van hulp noodzakelijk zijn, kan veel geleerd worden van de informele kant.

In conclusie handelen burgerinitiatieven volgens een democratische en solidaire modus operandi en implementeren ze deze alternatieve werkwijze ook op een succesvolle wijze in de realiteit. Dit doen ze door zich flexibel in te zetten voor allerlei sociale en ecologische problemen, te luisteren naar én samen te werken met de sinistrés, alsook te blijven volharden nadat de publieke aandacht de regio uit het oog verloor.

Ze tonen letterlijk hoe het anders kan. Zo zijn ze niet alleen bewonderenswaardig, maar simpelweg onmisbaar in de nasleep van de ramp.

 

[1] De vallei rondom de Vesderrivier, in de provincie Luik, werd het zwaarst getroffen door de overstromingen. De rivier stroomt richting de stad Luik en zorgde voor ernstige schade in onder meer Verviers, Pepinster, Trooz en Chaudfontaine.

[2] De dataverzameling voor de masterproef vond plaats acht à negen maanden na de ramp.

Over Niko Vandebos

Niko Vandebos, 23 jaar, thesis voor de master Conflict and Development Studies Na vijf jaar aan de UGent gestudeerd te hebben, rond ik momenteel mijn universitaire studies af met een tweede master Politieke Communicatie aan de UAntwerpen. In mijn carrière hoop ik me te kunnen blijven verdiepen in onderwerpen die te maken hebben met sociale en ecologische rechtvaardigheid, liefst vanuit journalistiek oogpunt. Ik heb reeds een stage bij de VRT achter de rug en één bij MO* Magazine voor de boeg, dus hopelijk kan ik deze passies blijven volgen!